INLEIDING
Het patellofemorale gewricht (=het gewricht tussen knieschijf en dijbeen) is een complex gewricht waarbij stabiliteitsproblemen (deel 1), kraakbeenletsels en artrosepijnproblemen (deel 2), pijnproblemen (deel 3) vaak optreden. Deze problemen dienen goed van elkaar te worden gescheiden aangezien ze elk een andere aanpak verdienen.
Belangrijk om weten is dat de knieschijf tot 8 maal het lichaamsgewicht moet ondergaan bij trappen lopen, afdalen, springen en landen. Ook in diepe flexie of hurkzit, gaat er enorm veel kracht door dit gewricht. Vandaar de frequente problemen.
Belangrijk om weten is dat de knieschijf tot 8 maal het lichaamsgewicht moet ondergaan bij trappen lopen, afdalen, springen en landen. Ook in diepe flexie of hurkzit, gaat er enorm veel kracht door dit gewricht. Vandaar de frequente problemen.
DEEL 1
Patella Luxaties en Instabiliteit
Patella luxaties en instabiliteit treedt meestal voor het eerst op bij jonge mensen tussen de leeftijd van 14 en 24 jaar. De onderliggende reden is een afwijking in de vorm van het dijbeen en de vorm van de knieschijf waarbij de trochlea (goot van het dijbeen waarin de knieschijf dient te glijden) afgevlakt is (trochleodysplasie). Hierdoor kan de knieschijf gemakkelijker naar lateraal luxeren of uit de kom schieten. In bepaalde gevallen is ook de positie van de knieschijf te hoog (patela alta), is het aanhechtingspunt van de knieschijf pees op het scheen been te lateraal (verhoogde TAGT afstand), en/of is de knieschijf teveel gekanteld (patellar tilt). Hoe ernstiger deze afwijkingen zijn in de knie, des te vroeger zal vaak de eerste luxatie optreden. Uitzonderlijk kan een luxatie optreden bij iemand zonder risico factoren tijdens het sporten waarbij een directe stoot wordt gegeven op de knieschijf.
Tijdens een patella luxatie scheurt het Mediaal PatelloFemoraal Ligament (MPFL) altijd waardoor het risico dat een patella luxatie een tweede maal optreedt uiteraard vergroot.
De laatste jaren is daarom de chirurgische aanpak van patella luxaties geconcentreerd op de reconstructie van het MPFL ligament met uitstekende resultaten.
Bij sommige patienten kan tijdens een luxatie een kraakbeenletsel ontstaan. Echter, de meeste van deze letsels dienen niet behandeld te worden aangezien herstel van de stabiliteit door de MPFL reconstructie de genezing van het kraakbeenletsel vaak spontaan bewerkstelligt.
Tijdens een patella luxatie scheurt het Mediaal PatelloFemoraal Ligament (MPFL) altijd waardoor het risico dat een patella luxatie een tweede maal optreedt uiteraard vergroot.
De laatste jaren is daarom de chirurgische aanpak van patella luxaties geconcentreerd op de reconstructie van het MPFL ligament met uitstekende resultaten.
Bij sommige patienten kan tijdens een luxatie een kraakbeenletsel ontstaan. Echter, de meeste van deze letsels dienen niet behandeld te worden aangezien herstel van de stabiliteit door de MPFL reconstructie de genezing van het kraakbeenletsel vaak spontaan bewerkstelligt.
MPFL Reconstructie
Voor de reconstructie van het MPFL ligament wordt meestal een eigen pees gebruikt (gracilis of semitendinosus). Deze pees wordt vastgemaakt op de dijbeen en op de knieschijf waardoor de knieschijf niet meer naar buiten kan luxeren. Doordat deze reconstructie 4 maal zo sterk is als het oorspronkelijke ligament, zal hierdoor de stabiliteit van de knieschijf bij het overgrote deel van de patienten weer voldoende worden hersteld.
Bijkomende Chirurgie
In sommige gevallen, staat de knieschijf te hoog (patella alta) en zal er onvoldoende effect kunnen worden bekomen met enkel een MPFL reconstructie. In dat geval dient dan de positie van de knieschijf te worden verlaagd door middel van een tuberositas tibia transfer.
In andere gevallen is het aanhechtingspunt van de knieschijf op het scheen been te lateraal en dient deze dus te worden gemedialiseerd.
In sommige gevallen is de trochleodysplasia heel ernstig, en dient een trochleoplastie te worden uitgevoerd.
De indicaties tot bijkomende chirurgie dienen geval per geval bekeken te worden door uw chirurg.
In andere gevallen is het aanhechtingspunt van de knieschijf op het scheen been te lateraal en dient deze dus te worden gemedialiseerd.
In sommige gevallen is de trochleodysplasia heel ernstig, en dient een trochleoplastie te worden uitgevoerd.
De indicaties tot bijkomende chirurgie dienen geval per geval bekeken te worden door uw chirurg.
DEEL 2
Kraakbeenletsels en Artrose
Kraakbeenletsels ter hoogte van knieschijf en trochlea hebben hun oorsprong in ofwel zeldzaam een duidelijk trauma (bv val op de knie of patella luxatie) ofwel frequent door microtraumata. Deze microtraumata zijn vaak opeenstapelingen van kleine letsels door minimale doch langdurige overbelasting waarbij uiteindelijk kraakbeenletsels ontstaan. Dit is dan ook de verklaring dat de meeste kraakbeenletsels worden gezien op wat oudere leeftijd tussen 35-45 jaar. De meeste patienten komen echter wanneer het volledige kraakbeen versleten is en de knie dus artrose vertoond.
Behandeling van kraakbeenletsels op oudere leeftijd is meestal conservatief door middel van kinesitherapie, infiltraties met hyaluronzuur of cortisone. In specifieke gevallen kan er een chirurgische indicatie bestaan voor arthroscopie, kraakbeenbehandeling of verplaatsen/ontlasten van de knieschijf (Fulkerson Ingreep).
In geval van artrose kan prothese chirurgie noodzakelijk zijn. Typisch zijn deze patienten iets jonger (50-60jaar) dan de klassieke prothese patient (65+).
Behandeling van kraakbeenletsels op oudere leeftijd is meestal conservatief door middel van kinesitherapie, infiltraties met hyaluronzuur of cortisone. In specifieke gevallen kan er een chirurgische indicatie bestaan voor arthroscopie, kraakbeenbehandeling of verplaatsen/ontlasten van de knieschijf (Fulkerson Ingreep).
In geval van artrose kan prothese chirurgie noodzakelijk zijn. Typisch zijn deze patienten iets jonger (50-60jaar) dan de klassieke prothese patient (65+).
DEEL 3
Anterior Knee pain
Anterior Knee Pain of pijn vooraan in het kniegewricht komt vaak voor.
Dit probleem vaak gezien bij jonge meisjes en dames (12-25 jaar). Er is geen verhaal van duidelijke instabiliteit noch zijn er duidelijke afwijkingen zichtbaar op de beeldvorming. Deze patienten dienen conservatief te worden behandeld door middel van informatie, specifieke kinesitherapie en eventueel voedingssupplementen. Er bestaat hier geen chirurgische indicatie. Alhoewel vaak langdurig van aard, gaan de meeste klachten spontaan weg na de leeftijd van 25 jaar...
Dit probleem vaak gezien bij jonge meisjes en dames (12-25 jaar). Er is geen verhaal van duidelijke instabiliteit noch zijn er duidelijke afwijkingen zichtbaar op de beeldvorming. Deze patienten dienen conservatief te worden behandeld door middel van informatie, specifieke kinesitherapie en eventueel voedingssupplementen. Er bestaat hier geen chirurgische indicatie. Alhoewel vaak langdurig van aard, gaan de meeste klachten spontaan weg na de leeftijd van 25 jaar...